Aan de rand van een 60 hectare groot meer woont Woeste Willem. Woeste Willem is 65 jaar en zeerover. Of eigenlijk, Willem was zeerover, want hij is al 3 jaar met pensioen. Een schip heeft hij ook niet meer. Hij woont nu in een huis met 35 kamers, dat hij zelf heeft gebouwd op nummer 46.
Woeste Willem is een echte brombeer. Hij houdt niet van gezelschap. Iedereen die het waagt in zijn buurt van zijn huis te komen, jaagt hij weg. Hij zwaait met zijn armen en brult: Hoepel op, landrotten! En dat roept hij wel 36 keer. Allemaal zijn ze bang voor hem. Maar denk je dat hij dat erg vindt? Niks hoor! Hij is net zo lief alleen, dan met 10 anderen. 24 uur per dag zit hij in het kraaiennest boven in de boom en tuurt door zijn verrekijker, die alles wel 38 keer vergroot.
Als Willem op een avond 6 zeeroversliedjes zit te spelen op zijn 54 jaar oude harmonica, hoort hij een raar geluid boven zijn hoofd. Hij rent naar buiten. Wat ziet hij daar? Er staat een jongetje op het 8 meter hoge dak, vlak naast de schoorsteen.
Wel alle 40 haaien! Wie ben jij nou weer? Kom als de bliksem naar beneden! roept Willem kwaad. Ik ben Frank, zegt het jongetje. Ik durf niet naar beneden. Het lijkt wel 20 meter hoog.
Onzin! Je bent er toch ook op geklommen? Schiet op, kom er af!
Frank begint te huilen. Eerst zachtjes, maar dan harder, er rollen wel 39 tranen over zijn wangen.
Wat moet ik daar nou mee? denkt Willem 2 keer. Dit is toch echt meer dan een zeerover verdragen kan. Er zit niet anders op; Willem moet naar boven. Hij neemt Frank onder 1 arm en zo glijden ze langs een van de 5 regen pijpen omlaag.
Wat bent u sterk, zegt Frank. Zo sterk als 42 leeuwen. Als 44 zeeleeuwen, gromt Woeste Willem.
Wilt u heel alstublieft ook nog mijn vlieger van het dak af halen? vraagt Frank. Hij ligt naast de schoorsteen. Verdikkie, denkt Willem. Kan ik weer 9 meter het dak op! Mopperend klimt hij in 53 seconde naar boven. Daar ligt de vlieger, maar hij is helemaal kapot. Willem gooit hem naar beneden; vangen landrot!
Met een sip gezicht bekijkt Frank zijn kapotte vlieger.
En nu opgehoepeld! brult Willem. Frank begint te rennen. Tot ziens! roept hij over zijn schouder na 7 meter. Alsjeblieft niet, mompelt Willem wel 4 keer.
Maar gek is dat, 43 dagen lang ligt er telkens iets bij Willem op de stoep. Het zijn allemaal zelf gemaakte dingetjes, iedere dag weer wat anders, soms 11 stuks per week. Waar zou die rommel toch vandaan komen? moppert Willem. Tot op een dag tussen 18 voor werpen, hij een tekening van 47 bij 48 cm vindt. Hè, dat is mooi. Maar….. dat ben ik! Nu snapt hij het opeens; het zijn 15 cadeautjes. En hij weet meteen van wie.
Hij wacht 52 tellen. Als ik nou eens…ja, dat is een goed idee! Willem begint in zijn spullen te rommelen. 12 stokken heb ik nodig, en hier, dit oude laken van 45 bij 49 cm. Een hele middag is hij druk bezig. Eindelijk is hij klaar. Hij doet deur open, en wie staat daar voor zijn neus?
Frank!
Nog net kan Willem de vlieger achter zij rug frommelen. Raad eens wat ik hier heb? Geen flauw idee, zegt Frank. Een vlieger natuurlijk! roept Willem. Dat zie je toch wel? Maar hij heeft geen staart. Zonder staart doet-ie het niet. En die staart moet wel 33 meter lang worden met z’n grote vlieger.
Daar heb ik niet aan gedacht, moet Willem toegeven. Hij krabt zich eens achter zijn oor.
Wacht even… hij sleept een van zijn 14 grote zeeroverskisten naar buiten. Die is verschrikkelijk zwaar, wel 64 kilo. Frank helpt het deksel optillen en begint er nieuwsgierig in rond te rommelen. Wat is dat allemaal? 0, van alles en nog wat. Allemaal van toen ik nog zeerover was.
Willem pakt een vreemd, puntig ding uit de kist, wel 13 cm lang. Weet je wat dit is? Dit is nou de tand van een vliegende zwaarttandhaai. Ik zat eens een keer in een zware storm. Toen vloog die haai dwars door het zeil. Hij kon niet meer heen of weer. Met heel veel moeite heb ik hem naar beneden kunnen krijgen. Hij was me zo dankbaar dat ik een van zijn 30 tanden kreeg. Die was trouwens toch al afgebroken. En dit is het huisje van een piepklein zeemeerminnetje. Ik heb het van haar gekregen toen ze ging verhuizen, naar nummer 61.
Frank vist iets groens en glibberigs uit de kist, en dit? Dat is de schoen van een waterman. Als die op bezoek was geweest, kon ik meteen het dek gaan zwabberen. Dan was mijn hele schip kletsnat. Ik zei altijd dat hij zich uit moest wringen voor hij aan boord kwam, maar hij vergat het steeds. Binnen een paar seconde lag er meteen 63 liter water aan dek.
Frank knijpt 16 sec zijn neus dicht. Poe, wat stinkt die schoen! En deze fles? wat zit daar in? Dat is heeeeel geheim, zegt Willem. Alleen 63 zeerovers mogen dat weten. Jij niet, want jij bent een landrot. Ik ben geen landrot. Ik kan al 55 weken zwemmen! Goed dan zegt Willem wel 17 keer. Hij peutert een stuk papier uit de fles. Dit is een schatkaart. Ik had de 62 goudstaven gevonden, maar die werd bewaakt door een 60 meter groot zeemonster, ik heb 25 uur met dat beest gevochten! Hij had 34 nee 37 armen, en iedere keer als ik er 19 los had, kwam er weer een andere bij. Eindelijk kon ik hem 59 goeie klappen op zijn kop geven en toen droop hij af. Maar hij had wel mooi mijn schip vernield. Alles wat ervan overbleef was dit 22 meter lange touw. Daar zullen we een staart van maken voor je vlieger, zei Willem.
Maar Frank heeft een veel beter plan. Laten we jouw vlieger als zeil gebruiken! Dan bouwen we een 31 meter lang nieuw schip, we gaan naar het zeemeerminnetje en de waterman, we vechten met het zeemonster, en dan pakken we de schat en varen 32 mijl verder naar een mooi eiland.
Nou ik weet het niet hoor, twijfelt Willem. Je bent toch een landrot hè en landrotten worden nogal gauw zeeziek. Ik niet zegt Frank. Even thuis wat spullen halen. Ik ben binnen 23 tellen weer terug.
Willem is helemaal in de war. Zenuwachtig loopt hij 50 keer heen en weer. Daar komt Frank alweer terug. Hij heeft een rugzak bij zich. Zeg Frank, begint Willem, ik moet je iets vertellen. Nu even niet, zegt Frank. Daar hebben we nu geen tijd voor. We moeten nog zeker 51 dingen doen.
Ze zagen 58 meter balken ze slaan daar 57 kilo spijkers in en ze sjorren 56 meter touw en dan is het eindelijk zover, de 26 meter lange mast kan erop.
Maar Willem kijkt helemaal niet blij. Voel je je niet lekker? vraagt Frank. Ben je soms zeeziek?
Nee, zegt Willem zachtjes. Het is iets veel ergers. Wat is er dan?
Vertel op! Ik… ik kan niet zwemmen. Is dat alles? lacht Frank wel 27 keer.
Maar als ik dan in het 41 meter diepe water val? Dan is er nog niks aan de hand. Daar weet ik wel wat op. Kijk maar eens wat ik in mijn rugzak heb! Voor jou 28 zwemvesten, want ik kan best al zonder. Nou, zullen we dan maar?
En na 29 uur varen ze uit, het grote avontuur tegemoet.